Flexibiliteit, evenwichtige belangenafweging, bescherming van deelnemers, meebewegende pensioenen, invaren - stuk voor stuk belangrijke thema’s in de overgang van een regeling bij een pensioenfonds naar het nieuwe stelsel.
Door: Berry van Sonsbeek, Product Marktmanager Zwitserleven
De overheid wil dat oude aanspraken zoveel mogelijk worden ‘ingevaren’, ofwel ingebracht, in het nieuwe pensioenstelsel. De sociale partners richten hun verzoeken hiertoe aan het bestuur van een pensioenfonds. Het bestuur zal daar zoveel mogelijk aan meewerken. Belangrijk criterium in de besluitvorming is dat invaren op een verantwoorde manier kan en dat voldaan is aan een evenwichtige belangenafweging van alle deelnemers.
Dat is het uitgangspunt. Maar stel dat je niet op een verantwoorde manier kàn invaren. Er ontstaat dan een soort spagaat: oude aanspraken blijven onder het huidige financiële toetsingskader, terwijl nieuwe regelingen onder het toekomstige toezichtkader vallen. Dit zou onwenselijk kunnen zijn. Maar er is een alternatief: breng de opgebouwde aanspraken van gepensioneerden via een carve-out of afsplitsing onder bij een verzekeraar, terwijl je de oude aanspraken van actieve en inactieve deelnemers invaart in het nieuwe stelsel. Deze oplossing wordt in de wet echter niet expliciet ondersteund. Een gemiste kans!
Waar gaat het feitelijk om? Bij de overgang naar het nieuwe stelsel wil je de verschillende mogelijkheden onderzoeken die uiteindelijk tot de beste oplossing leiden voor diverse groepen deelnemers. Het toestaan van een (vrijwillige) carve-out oplossing biedt extra flexibiliteit, zonder dat dit in een aantal gevallen ten koste hoeft te gaan van de groep deelnemers die niet onder de carve-out zou vallen. Een win-win situatie, zou je zeggen.
Neem bijvoorbeeld een pensioenfonds met een dekkingsgraad boven 120% en risicoaverse gepensioneerden die al 10 jaar geen indexatie hebben gehad. Die kunnen of willen geen daling van hun pensioen meemaken. Stel dat hun pensioen door invaren eenmalig met 15% omhoog gaat, maar de uitkering vervolgens zowel omhoog als omlaag kan gaan. En stel tegelijk dat hun pensioenrechten, ondergebracht bij een verzekeraar, eenmalig 5% stijgen met gegarandeerd 1% stijging per jaar erbij. Een harde garantie zonder risico van dalingen. Zouden deze gepensioneerden geen voorkeur kunnen hebben voor die tweede optie?
Uit de berekeningen in dit voorbeeld blijkt dat een carve-out van de groep gepensioneerden geen nadelig effect hoeft te hebben op de toekomstige pensioenen van nu nog actieve en inactieve deelnemers. De gepensioneerden zijn groot voorstander van deze oplossing - maar wettelijk mag het helaas niet.
Het opnemen van de carve-out mogelijkheid in de wet, zou het palet aan mogelijkheden vergroten bij de overgang van het oude naar het nieuwe stelsel. Dus waarom niet wettelijk verankeren? Een bestuur van een pensioenfonds moet altijd verantwoorden waarom bepaalde keuzes in de transitie worden gemaakt. Laat de DNB elke carve-out van tevoren toetsen, net als bij invaren. Dan nemen toezichthouder, verantwoordingsorgaan, belanghebbendenorgaan, raad van toezicht en visitatiecommissie elk hun rol in die besluitvorming. Zo is ieders belang geborgd in een soepele, succesvolle overgang naar ons nieuwe pensioenstelsel.
This article is published on 01 November 2022