Nu het stof van de verkiezingen is neergedaald, concluderen we dat er nog steeds een meerderheid in de Tweede Kamer is voor de introductie van het nieuwe pensioenstelsel. Een stelsel met op hoofdlijnen twee smaken: Het nieuwe pensioencontract (NPC) versus de Wet verbeterde premieregeling (WVP). Maar wat maakt het verschil?
Door: Berry van Sonsbeek, Product Marktmanager Zwitserleven
Om die vraag te beantwoorden, is het goed om weer scherp te hebben wat de belangrijkste doelstellingen zijn waaraan het nieuwe stelsel moest voldoen:
- Transparantie naar de deelnemers;
- Eerlijkere verdeling van rendementen;
- Een persoonlijker pensioen dat beter aansluit bij de persoonlijke behoeftes;
- Eerder kans op indexeren;
- Een betere aansluiting op de hedendaagse flexibele arbeidsmarkt.
Welke rode draad zien we terugkomen?
Het NPC is een premieregeling waarbij alles voor de deelnemer wordt geregeld met een verplichte solidariteitsbuffer. Bij de Wet verbeterde premieregeling (WVP) heeft de deelnemer keuzevrijheid en een persoonlijke pensioenpot. Actuarieel gezien zijn de verschillen tussen beide systemen gering. Daar is overeenstemming over. In beide systemen is het mogelijk om risico’s met elkaar te delen. Bij het NPC is sprake van solidariteitselementen zowel in de uitkerings- als in de opbouwfase. Bij de WVP is afhankelijk van de productinvulling vooral solidariteit mogelijk in de uitkeringsfase. De teneur is dat het NPC tot ‘procentjes’ welvaartswinst kan leiden voor de deelnemers boven de WVP, alhoewel er nog geen duidelijke rekenvoorbeelden zijn waaruit dit blijkt.
Verder kan een deelnemer in de WVP meer keuzes maken die aansluiten bij de eigen behoeftes. Voorbeelden zijn beleggingskeuzes (lifecycles) en keuze tussen een (deels) variabel of een vast pensioen in de uitkeringsfase. Bij NPC bestaat die keuzemogelijkheid niet. Daar wordt het voor alle deelnemers op dezelfde manier geregeld.
De toe- of afname van de pensioenpot van de deelnemer is onder de WVP veel transparanter dan onder NPC. Bij de WVP kun je de waarde van de onderliggende beleggingen goed volgen. Bij het NPC worden beleggingsrendementen van alle deelnemers samen toebedeeld aan leeftijdscategorieën, volgens methodes die voor de meeste deelnemers niet te begrijpen zijn.
Zowel bij het NPC als bij de WVP zullen pensioenuitkeringen meer gaan meebewegen met beleggingsrendementen. Dus eerder omhoog, maar ook eerder naar beneden.
Waar zitten punten van aandacht?
Er is wat mist in discussies over de solidariteitsreserve. Zeker als je bedenkt dat het vullen van de solidariteitsreserve en wie er wel of niet van kan genieten bij NPC wel een ‘dingetje’ is. De huidige generatie zal er meer last dan plezier van hebben. In de meeste gevallen is er geen ruimte om te starten met een gevulde solidariteitsreserve.
En als je meerdere keren van werkgever verandert en met meerdere pensioenuitvoerders te maken krijgt, kan de pech ontstaan dat je telkens opnieuw bijdraagt aan het vullen van een solidariteitsreserve. Je krijgt dus niet je aandeel mee als je overstapt naar een nieuwe uitvoerder. Als we het hebben over 10% van je pensioenpremie die wordt ingelegd in deze reserve en 10% van het rendement, dan loop je aardig wat van je pensioen mis. Vooral als je het vergelijkt met de situatie van een WVP.
Verder zijn er zorgen over het feit dat deelnemers keuzes moeten maken in een WVP. In de praktijk lijkt dit mee te vallen. De WVP biedt de deelnemers de mogelijkheid om (onder begeleiding) keuzes te maken. En als ze dat niet doen of willen, dan komen ze in een standaard oplossing binnen deze regeling terecht. Deze standaard voldoet uiteraard aan alle wettelijke eisen die je van een goede pensioenregeling mag verwachten. Belangrijk voordeel is dat je wel keuzes op maat kunt maken als je dat als deelnemer wilt. En daarmee wordt het pensioen persoonlijker en realiseer je welvaartswinst.
Conclusie: WVP de beste oplossing
Kijkende naar een paar belangrijke doelstellingen onder het nieuwe stelsel, kan ik niet anders concluderen dan dat de WVP de beste oplossing is. Het scoort beter op de doelstellingen transparantie, persoonlijker, eerlijker verdelen van resultaten en aansluiten bij de flexibele arbeidsmarkt. Voor deelnemers die gaan voor eenvoud, volledig ontzorgen en het merendeel van hun werkzame leven werken in dezelfde bedrijfssector met een bedrijfstakpensioenfonds, kan het NPC natuurlijk goed werken. Voorwaarde is dat in verband met de intergenerationele risicodeling er sprake moet zijn en blijven van meer dan voldoende omvang en stabiliteit in de samenstelling van de populatie. Bij het NPC voelt het echter toch een beetje als een pensioenregeling waar je min of meer in quarantaine komt. Je zit erin en kunt er niet meer uit (ook op de pensioendatum kun je niet shoppen) en hebt weinig bewegingsvrijheid.
Wat als u als adviseur in gesprek met de werkgever bent?
Begin bij het vaststellen van een richting bij de deelnemers.
- Gaan de deelnemers voor een regeling met zo min mogelijk keuzes, toeters en bellen, of gaan zij voor een regeling met een pensioenresultaat dat voelt als een maatpak?
- Willen deelnemers beleggingsvrijheid en kunnen ze daarmee omgaan? Of hebben zij liever een regeling waarbij ze zich niet druk hoeven te maken over hoe beleggingen zijn ingericht?
- Willen deelnemers zoveel mogelijk risico’s en rendementen met elkaar delen, of gaan deelnemers voor een oplossing die past bij het individu?
Dit is belangrijke input bij de keuze tussen de twee systemen. En bij het zoeken naar een uitvoerder, lijkt het er tot nu toe op dat verzekeraars en PPI’s vol inzetten op de WVP constructies. Mijn verwachting is dat een algemeen pensioenfonds (APF) ook wel het NPC gaat aanbieden. Ondernemings- en bedrijfstakpensioenfondsen zullen op beide systemen inzetten, waarbij de vraag wel komt of men bij de WVP voldoende kan concurreren met de PPI’s, die een dergelijke regeling tegen zeer lage kosten kunnen uitvoeren.
This article is published on 06 April 2021